Watervoorziening als werelderfgoed
Zonder water is leven niet mogelijk. Mensen en dieren hebben zich daarom altijd gevestigd bij bronnen, beken of rivieren. Zolang hun aantallen niet te groot werden en er geen natuurrampen plaatsvonden die de watervoorziening afsneden, kon dit.
Anno 2020 hoeven wij ons daarover geen zorgen te maken, we draaien immers gewoon de kraan open en het water, warm of koud, verschijnt, zonder dat we erover nadenken waar het vandaan komt.
Maar tweeduizend jaar geleden werden de Romeinen geconfronteerd met het probleem van veelal in het binnenland gelegen steden waarvan de groei van de bevolking de ter plaatse beschikbare watervoorziening te boven ging. De beschikbare bronnen en putten vielen droog en nabije rivieren droogden in de zomer volledig op.
De slagvaardige en doortastende Romeinen losten het probleem op met de aanleg van grootschalige netwerken voor watervoorziening. Een haast onvoorstelbare beslissing, genomen in een tijd waarin alles handmatig getransporteerd en gebouwd moest worden. Desondanks zorgden aquaducten in de 1e eeuw na Christus op veel plaatsen in Zuid-West Europa voor de watervoorziening van de bevolking.
De val van het Romeinse rijk betekende het einde van het onderhoud van de waternetwerken. Aan het einde van de Middeleeuwen waren ze nagenoeg volledig ingestort. In Spanje werden ze vernield, tijdens de verdrijving van de Moren.
Gelukkig zijn er twee indrukwekkende aquaducten, De Pont du Gard, nabij Remoulins in het zuiden van Frankrijk en het Aquaduct van Segovia in Spanje, die de duizenden jaren van verval en vandalisme hebben overleefd.
Ze zijn geplaatst op de UNESCO lijst van werelderfgoed en geven ons een indruk van de wijze waarop men de problemen van de watervoorziening 2000 jaar geleden heeft opgelost.